Door Bertie Geerts. Eerder gepubliceerd in Angrisa Nieuwsbrief 10, december 2015.
In dit artikel beschrijft Bertie Geerts de geschiedenis van een van de panden en perceel aan de Graaf van Solmsweg in Engelen. Hij bestudeert al vele jaren de kadastrale leggers van de huizen en boerderijen in Engelen. Op deze manier verzamelt hij een schat aan gegevens, die ons meer leert van de historie van het dorp aan de Dieze. Hij informeert ons eerst over het ontstaan van het kadaster in het algemeen en gaat dan in op de geschiedenis van het perceel.

(foto Bertie Geerts, oktober 2015).
De oorsprong van het kadaster is aan het einde van de achttiende eeuw in Frankrijk. De regering van de koning en de macht van de adel en de geestelijkheid zijn voorbij en de politieke macht is in handen van de burgers. Onder de leus: liberté, egalité, fraternité werd een nieuwe samenleving opgezet, die was gebaseerd op vrijheid, wettelijke gelijkheid en broederschap. De Franse republiek bestond vanaf 1792 tot de kroning van Napoleon tot keizer in 1804.
Het idealisme van de Franse Revolutie bereikte ook Nederland. Vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw zette een democratische beweging, de patriotten, zich af tegen de alleenheerschappij van stadhouder Willem V.
Echter, de overname mislukte en de patriotten trokken naar Frankrijk om zich vervolgens bij het leger van de Franse troepen aan te sluiten. Samen veroverden zij Nederland, waarna de Bataafse Republiek ontstond. Om de Franse soldaten behulpzaam te zijn bij het vinden van hun inkwartieradres, werden aan de huizen nummers toegewezen.
De Bataafse Republiek bleef zelfstandig tot het jaar dat keizer Napoleon zijn broer Lodewijk tot koning van Holland verhief (1806). In 1810 deed die echter weer afstand van de troon en werd de Nederlandse republiek ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Het gevolg was echter wel dat in Nederland de meeste Franse wetten werden overgenomen, waaronder de invoering van de grondbelasting. Om een redelijke grondslag te krijgen, die de heffing kon onderbouwen, werd begonnen met het opmeten, schatten en tenaamstellen van grondeigendom, met andere woorden: het kadaster deed zijn intrede.
Na de val van Napoleon in 1813 kwam het opmeetwerk enkele jaren stil te liggen. Koning Willem I had echter geld nodig en bij wet van 11 februari 1816 besloot hij de kadastrale werkzaamheden weer voort te zetten. Uiteindelijk werd in 1832 het kadaster in Nederland officieel ingevoerd.
Kadastrale leggers
De kadastrale leggers bevatten een schat aan informatie. Alle eigenaren van de percelen worden daarin genoemd en bovendien wordt in de leggers bij iedere verkoop verwezen naar het zogenaamde hypotheekregister. In dit register zijn de notariële koopakten van het desbetreffende perceel opgenomen – van 1832 tot heden – en tot het jaar 1974 zijn deze openbaar te raadplegen. In veel gevallen staat in de koopakte een verwijzing naar een eerdere (voorlaatste) notariële koopakte. In sommige gevallen kan men daarmee terug tot een akte, die in het midden van de achttiende eeuw is opgemaakt.

Met de invoering van het kadaster zijn ook zogenaamde kadasterkaarten, hulpkaarten en veldwerkkaarten vervaardigd. Deze kaarten zijn dikwijls (nog) bewaard gebleven en sinds kort gedigitaliseerd. Op de kaarten worden de bebouwingen en perceelsnummers weergegeven. Het perceelsnummer verandert (altijd in een hoger nummer) als er aan het perceel iets wijzigt, bijvoorbeeld nieuw- of aanbouw.
De kadastrale leggers, kaarten en het hypotheekregister bevinden zich in het archief van het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) te ’s-Hertogenbosch en zijn openbaar te raadplegen.
Graaf van Solmsweg 55
Door gebruik te maken van bovengenoemd archief is een kadastraal onderzoek verricht naar het perceel Graaf van Solmsweg 55. Aan de hand van de gegevens van de Burgerlijke Stand en het bevolkingsregister zijn daarin de bewoners meegenomen. Dankzij de gastvrije en enthousiaste eigenaren en bewoners Wilco en Marianne Evers kon ook de bouwgeschiedenis na 1950 worden vastgelegd.
De oudste gegevens, die tot nu toe bekend zijn, betreffende bebouwing op het perceel Graaf van Solmsweg 55 dateren van omstreeks 1825. Het perceel staat dan bekend onder sectie E nummer 277, omschreven als huis en erf, groot 345 m2 (afb. 2). Eigenaar is de in Engelen woonachtige landbouwer Gerrit Vermaren.
Gerrit Vermaren (zijn naam zou later verbasteren naar Van Maaren) werd geboren te Lith op 2 februari 1792 en trouwde in mei 1822 te Engelen met Huiberdina Murray. Gerrit oefende het beroep van landbouwer en metselaar uit. Van Maaren woonde voor zijn huwelijk niet in Engelen. Huiberdina Murray was wel woonachtig in Engelen, maar op een ander adres. Dat betekent dat zij na hun huwelijk het perceel moeten hebben aangekocht. In ieder geval vóór 1825 (bevolkingsregister). In 1821 woonde er een familie Kempenaars op het adres (bevolkingsregister) en wellicht waren zij tevens eigenaar. Helaas ontbreekt de verwijzing naar een eerdere koopakte waardoor de exacte datum van aankoop (nog) niet bekend is. Uit het huwelijk van Gerrit en Huiberdina werden vier kinderen geboren. Drie ervan overleden vroegtijdig. Dochter Johanna (*1829) redt het wel, maar haar moeder Huiberdina Murray overlijdt een paar weken na haar geboorte. Vijf maanden later hertrouwt Gerrit van Maaren met Gertrudis van de Wijngaart. Uit dit huwelijk werden nog drie kinderen geboren. Wederom zouden twee van hen het niet redden. Zoon Hubertus van Maaren (*1831) redde het wel. Met zijn halfzus Johanna maakte hij deel uit van het gezin.

In 1838 liet Gerrit van Maaren achter zijn pand een schuur bouwen (afb. 3). Het perceelsnummer werd opgehoogd naar 471 en omschreven als huis, schuur en erf. De oppervlakte van het perceel bleef gelijk (345 m2).
Zwarte dag
10 maart 1862 staat voor Engelen bekend als een zwarte dag. Een paar huizen verderop (huidige Dorpstraat) breekt brand uit. Een brand die in totaal tien huizen zou verwoesten. Ook het pand Graaf van Solmsweg 55 viel ten prooi aan deze brand. Volgens een opgemaakt proces verbaal was het huis verzekerd voor f 1000,- en werden de overgebleven stenen begroot op f 125,- De schade aan de roerende goederen werd begroot op f 500,- en was niet verzekerd.

Het huis werd vrijwel direct herbouwd, de schuur werd gesloopt. Van deze laatste zal waarschijnlijk niet veel over zijn geweest en voor Gerrit van Maaren was het waarschijnlijk financieel niet haalbaar om de schuur te herbouwen. Na de herbouw van het pand werd het perceelsnummer opgehoogd naar 578 (afb. 4), omschreven als huis en erf.
Kort na zijn tachtigste verjaardag, op 9 februari 1872, overleed Gerrit van Maaren. Zijn weduwe Gertrudis van Maaren-van de Wijngaart besloot tot deling van de onroerende goederen tussen haar kinderen Hubertus van Maaren, landbouwer te Engelen, en Johanna van de Leur-van Maaren, wonende te ‘s-Hertogenbosch. Hubertus van Maaren woonde reeds in het ouderlijk huis en na taxatie kwam het perceel voor f 850,- op zijn naam te staan. Gertrudis van Maaren-van de Wijngaart bleef bij haar zoon inwonen tot zij op 16 december 1875 overleed in de leeftijd van 83 jaar.
Smederij
Intussen was Hubertus van Maaren in januari 1875 getrouwd met Catharina van Haaren (afkomstig van Nu-land). Uit dit huwelijk werden negen kinderen geboren. Drie kinderen overleden vroegtijdig. Terwijl de andere kinderen in de loop der jaren trouwden en uit Engelen vertrokken, bleef zoon Johannes (Hannes) Franciscus van Maaren (*1886), smid van beroep, in het pand wonen. Het pand was van meet af aan voorzien van een rieten dak (tot de brand in 1862) en van een koeienstal, die achterin het pand gesitueerd was. Onder de kap bevond zich een hooizolder. De stal werd vanaf eind negentiende eeuw voornamelijk gebruikt om er paarden onder te brengen.

De paarden werden van heinde en ver door boeren aan-geleverd om door smid Hannes van Maaren beslagen te worden. De zaken gingen goed en in 1913 liet hij op het achtererf een kleine smederij bouwen. Het kadaster vermeldt dan als adres A24. Hubertus van Maaren overleed op 14 april 1914 in de leeftijd van 82 jaar. Hannes van Maaren had intussen een oogje laten vallen op de uit Bokhoven afkomstige Anna Maria van Gendt en in mei 1927 trad hij met haar in het huwelijk. Een paar maanden daarvoor, op 31 maart 1927, werd tussen de weduwe Catharina van Maaren-van Haaren en haar kinderen overeengekomen dat Hannes het perceel met het ouderlijk huis mocht overnemen. Daaraan was een bedrag van f 2000,- verbonden, inclusief een hypothecaire lening van de Algemene Armen van Engelen. Catharina van Maaren-van Haaren, die in het ouderlijk huis bleef wonen, overleed op 18 oktober 1930 in de leeftijd van 82 jaar.
Uit het huwelijk van Hannes van Maaren en Anna Maria van Gendt werden drie kinderen geboren: Adriana (Sjaan) Catharina (1930-2014), Catharina (Toos) Huberta Maria (1931) en Hubertus (1938-1939).
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, tijdens de bevrijding van Engelen in oktober 1944, werden veel huizen in Engelen verwoest of zwaar beschadigd. Het pand van Hannes van Maaren werd wonderwel gespaard. Wel liep de voorgevel van het pand schade op door rondvliegende kogels.
In 1954 trad Sjaan van Maaren in het huwelijk met Joseph (Jo) Dielissen, een jaar na het overlijden van haar moeder. Na hun huwelijk besloten zij in het ouderlijk huis te trekken om zo samen met haar zus Toos, die nog thuis woonde, de zorg voor hun vader Hannes, wiens gezondheid achteruit ging, op zich te kunnen nemen.
De hooizolder werd ontruimd en deels omgebouwd tot twee kleine slaapkamertjes voor Hannes en Toos. Later werd er op de begane grond nog een slaapkamertje gerealiseerd voor Han van Engelen-van Maaren, een zus van Hannes die bij hen in kwam wonen, nadat zij weduwe was geworden.
De gezondheid van Hannes droeg er aan bij dat vanaf de jaren vijftig de smederij buiten gebruik raakte om vervolgens dienst te gaan doen als werk-en opslagplaats. Vanaf begin jaren zestig werd de voormalige smederij gebruikt als garage, iets wat thans nog steeds het geval is.
In mei 1962 beleefde de familie angstige momenten toen het naast gelegen pand (deels zichtbaar op afb. 6) afbrandde en men bang was hetzelfde lot te ondergaan als honderd jaar eerder. Gelukkig bleef dit hen bespaard.

(foto archief familie Evers-Dielissen).
In 1964 werd tussen de kinderen van Van Maaren overeen gekomen, dat Sjaan en Jo het perceel, dan opnieuw ingemeten als perceelsnummer 1532 en bekend als Diezekant 23, op hun naam mochten schrijven. Later besloten zij het enigszins verwaarloosde pand te renoveren. Zo werd in 1968 de verzwakte linker zijmuur versterkt door er een nieuwe muur voor te plaatsen. Ook werden de ramen en deur in de voorgevel aangepast.
Tussentijds werden uit het huwelijk van Sjaan en Jo vijf kinderen geboren, zodat er in die tijd negen personen in het pand woonachtig waren. De opgroeiende kinderen kregen later een eigen kamer op de voormalige hooizolder. Zo kon de huiskamer vergroot worden door de achtergelegen verlaten slaapkamer erbij te trekken. In 1980 trouwde dochter Marianne Dielissen met Wilco Evers. Evenals haar ouders destijds, trokken ook Wilco en Marianne na hun huwelijk in het pand. En ook zij kregen de kans het perceel aan te kopen. Dat gebeurde in 1994.
Thans zijn zij nog steeds woonachtig in het pand. Van alle huidige perceelseigenaren in Engelen zijn zij het, die een perceel het langst in de familie wisten te behouden. Dat is nu al bijna 200 jaar en dat is best bijzonder te noemen. Of een volgende generatie klaar staat om deze ‘traditie’ voort te zetten, Wilco en Marianne hebben drie dochters, is thans nog onzeker.