Door Rob Gruben. Eerder gepubliceerd in Angrisa Nieuwsbrief 8, februari 2015.
Over het beleg van de stad ’s-Hertogenbosch in 1629 door “stedendwinger” Frederik Hendrik is enorm veel bekend en gepubliceerd. Ook de rol van Engelen komt daarbij regelmatig aan de orde, met name vanwege de plaatsing van 23 water- en twee windmolens in de directe nabijheid van het dorp. In dit artikel willen we wat nader ingaan op de rol en betekenis die het dorp gedurende de Tachtigjarige Oorlog speelde. Daaruit zal duidelijk worden dat Engelen strategisch gezien een cruciale betekenis had bij het uiteindelijk succesvol onderwerpen van de Spaanse troepen binnen de vesting ’s-Hertogenbosch. Maar om dit te kunnen aantonen moeten we onze blik eerst op een nog veel verder terug liggend verleden werpen, en wel op het einde van de twaalfde eeuw.
Omstreeks 1185 werd door Hendrik I van Brabant de stad ’s-Hertogenbosch gesticht. Het ten noordwesten van de nieuwe stad gelegen dorp Engelen was al veel ouder: archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat er vanaf de Romeinse tijd sprake is van een min of meer continue bewoning, terwijl ook van nog veel vroegere perioden sporen zijn aangetroffen. Het dorp was gelegen op een natuurlijke oeverwal of zandrug aan de rivier de Dieze, die iets noordelijker uitmondde in de Maas. Door de stichting van de stad ’s-Hertogenbosch verkreeg Engelen ook een strategisch belang voor het hertogdom Brabant. Immers, een voorpost te Engelen vlak bij de Maas zou het meest noordelijke deel van het hertogdom beter kunnen beschermen. Vanuit dit gebied kon namelijk de scheepvaart van de Dieze naar de Maas en vice versa worden beheerst. Dat was natuurlijk van groot belang voor de handel op de nieuwe stad ’s- Hertogenbosch. Bovendien had men via de Dieze bij Engelen controle over de afwatering van de gehele Meierij.
Graaf van Holland
De stichting van ’s-Hertogenbosch wekte echter ook de belangstelling van de graaf van Holland voor dit gebied. Naast Brabant en Holland aasde bovendien Gelre op gronden van en rond Engelen. De verhoudingen tussen deze drie grootmachten werden er niet beter op toen in 1202 een Hollands-Gelderse aanval op ’s-Hertogenbosch plaatsvond. De geschiedenis van Engelen – gelegen in dit zo strategische gebied – zou daardoor gaandeweg in het teken komen te staan van de pogingen van diverse machtige heren om dit gebied onder hun heerschappij te brengen. Uiteindelijk zou de graaf van Holland aan het langste eind trekken.
Hoe kwam het zover dat een typisch Brabants dorp als Engelen onder Hollands gezag kwam?
Dat zat zo: toen op 5 december 1355 hertog Jan III van Brabant overleed, ontbrandde er een heftige strijd om de erfopvolging. De partijen stonden lijnrecht tegenover elkaar en een oplossing leek niet in zicht. Willem V, graaf van Holland, bood aan om in de kwestie te bemiddelen, maar verlangde daarvoor dan wel als loon het Land van Heusden. Omdat de Brabantse situatie volstrekt hopeloos was, zag men geen andere mogelijkheid dan aan deze eis van Holland toe te geven en ergens tussen 13 oktober 1356 en 24 juni 1357 ging het gehele Land van Heusden, inclusief Diezedorp Engelen, over op het graafschap Holland. En zo zou de situatie blijven tot 1814. Het zal de graaf van Holland mede aanleiding hebben gegeven om precies op de plaats waar de Bossche sloot in de Dieze uitmondde een zogenaamd blokhuis te doen bouwen. Het is deze locatie die later bekend zou worden als de Engelerschans (afb. 1).

Brabant Collectie Bibliotheek Universiteit Tilburg
Het blokhuis vervulde onder andere in 1397 een belangrijke functie, omdat de bezetting ervan toen verhinderde dat een in de nabijheid gelegen windmolen door Gelderse troepen in brand werd gestoken. Het blokhuis diende in eerste instantie als wegversperring: controleren, intimideren en afpersen van weggebruikers waren het hoofddoel! Dieze en Bossche sloot vormden daarbij de grens tussen Holland en Brabant, zodat we het blokhuis ook als een soort van grenspost mogen beschouwen.
De bouw van het blokhuis benadrukte dus nog eens extra de strategische ligging van Diezedorp Engelen. En grensplaatsen ondervinden vaak als eerste de gevolgen van onrust en schermutselingen als gevolg van acties door grotere machten die ter plekke hun dominantie willen tonen en bevestigen. Zo ondernam Maarten van Rossem tijdens de zogenaamde Gelderse Oorlogen omstreeks de eeuwwisseling van 1500 vele strooptochten, waaronder ook te Engelen. De eerste keer dat het dorp daarmee te maken kreeg was eind januari 1505, toen de over de Maas getrokken Gelderse troepen het dorp voor een groot deel in de as legden. En in januari 1512 was het nogmaals raak: wat zeven jaar eerder nog overeind was gebleven of sinds die tijd weer was opgebouwd, werd door verwoestende vlammen verteerd.
Dat het inmiddels in verval geraakte blokhuis in 1513 weer in de Bossche stadsrekeningen opduikt zal hier wel verband mee houden. Op 5 maart van dat jaar werd namelijk vanuit ’s-Hertogenbosch een bode naar de commandanten van de ruiterij in Veghel en de Langstraat gezonden met de schriftelijke opdracht `terstont tot Engelen te comenen ende tblockhuys op te slaen’. Holland en Brabant vormden op dat moment onderdeel van een personele unie onder de Bourgondiërs, waardoor de onderlinge grensconflicten bij Engelen wat minder prominent speelden. Nu was Gelre de gemeenschappelijke vijand en als machtige stad nam ’s- Hertogenbosch het voortouw om het blokhuis in parate stelling te brengen. Het belang van de scheepvaart op de Dieze voor de stad zal daarbij een doorslaggevende rol hebben gespeeld.
Geloofsstrijd
In 1566 ontwaren we in Engelen de eerste tekenen van de geloofsstrijd en als gevolg daarvan vluchtte menig stokebrand uit de hertogstad naar het over de Bossche sloot gelegen Hollandse grensdorp. Verbittering over hoge belastingen en het verlies van vrijheden voor de gilden speelden daarbij een grote rol, hetgeen uiteindelijk leidde tot het zo beroemd geworden Schermersoproer van 1 juli 1579 (afb. 2).

Collectie Noordbrabants Museum, ’s-Hertogenbosch
Onder de Bossche bevolking braken toen bloedige rellen uit die uiteindelijk maar liefst 40 doden en 120 gewonden opleverden. In paniek vluchtten de protestanten de stad uit en als verdediging tegen de opstandelingen maakte de Spaanse legerleider Claude de Berlaymont, heer van Haultepenne, een aanvang met het opwerpen van de Engelerschans.
’s-Hertogenbosch was daarmee definitief Spaans geworden en vele handelaren en welgestelden zochten in noordelijker streken een veilig heenkomen, daarmee de basis leggend voor de Gouden zeventiende eeuw van het gewest Holland. Heusden was al in 1577 Staats geworden terwijl ’s-Hertogenbosch tot 1629 een zeer loyaal onderdaan van de Spaanse koning bleef.
Engelen lag precies tussen deze beide belangrijke steden in en zou daardoor de gevolgen van de onafwendbare geloofsstrijd zeer nadrukkelijk ondervinden. Van Heurn geeft een treffende beschrijving van de situatie in dit grensgebied. Daaruit blijkt dat het in de jaren 1578 en 1579 te Engelen wemelde van krijgsvolk in Spaanse dienst. Engelen raakte voor een groot deel ontvolkt.
Zoals opgemerkt was al direct bij de eerste schermutselingen in 1579 uit vrees voor een aanval uit Holland, onder leiding van Haultepenne een aanvang gemaakt met het opwerpen van een versterkte schans op de plaats waar voorheen het blokhuis had gestaan, dus daar waar ook tegenwoordig nog de Bossche Sloot uitmondt in de Dieze. De schans was zeer strategisch gelegen. De Staatse troepen zouden er de jaren daarna dan ook alles aan doen die lastige Spanjaarden uit de schans te verjagen. Al meteen in 1580 en 1581 werd de schans belegerd door Philips von Hohenlohe zu Langenburg, schoonzoon van prins Willem van Oranje (afb. 3).

Rijksmuseum Amsterdam
IJlings liet het Bossche stadsbestuur de schans voorzien van `buspoeder ter somme toe van 144 gul.’ en de versterking bleef vooralsnog in Spaanse handen. In 1584 werd de schans geïnspecteerd door enkele Bossche gedeputeerden en de kanselier van Brabant. Het is tekenend voor het belang van de schans midden in het zo belangrijke frontgebied.
Desondanks slaagde Philips von Hohenlohe er twee jaar later in de schans in te nemen, waardoor de scheepvaart van en op ’s-Hertogenbosch tijdelijk ernstig werd belemmerd. Het was er de stad dus alles aan gelegen de schans zo spoedig mogelijk weer te ontzetten en korte tijd later werden de Staatse troepen van Von Hohenlohe inderdaad uit de schans en daarmee uit het dorp Engelen verdreven.
Wordt vervolgd in deel 2